Cantico del Sole
Koor a capella
Cantico del Sole voor gemengd koor a cappella werd in 1989 gecomponeerd ter gelegenheid van het gouden jubileum van het Brabants Kamerkoor. Maurice Pirenne schreef het in opdracht van de stichting Samenwerkende Nederlandse Korenorganisaties (SNK) en droeg het werk op aan Reinier Wakelkamp. De tekst is van Franciscus van Assisi (1181-1226).
Pirenne heeft de oneven verzen van dit lied canonisch gezet en de even verzen vrij verklankt. De aanhef is een strikte tripelcanon in de none. De drie vrouwenstemmen zingen exact hetzelfde als de mannenstemmen, maar een maat later en een toon hoger. Vanaf Ad te sole gaan de vrouwen voorop en volgen de mannen na één maat een toon lager. Zuster Maan is een canon in de omkering en wordt gezongen door de sopranen, boven een driestemmig akkoordtapijt van lage stemmen. Zuster Water is een dubbelcanon in de none. Zuster,moeder Aarde is een dubbele omkeringscanon in de septiem en zuster Dood een dubbele kreeftcanon in de kwint en de kwart. Daar tussendoor straalt de zon, giert de wind, trilt de lucht en zindert het vuur.
Waar Franciscus spreekt over de mens verdunt de muziek zich tot een teder driestemmig vrouwen- en mannenkoor. Een terugkerend ijkpunt is Laudato sie, mi Signore, dat achtereenvolgens klinkt in a, fis, a, c, a, e, a, d, maar steeds in een andere zetting. Tijdens de laatste Laudato klinken synchroon een octaaf-, een kwint- en een omkeringscanon. Het slotvers is een herhaling van het begin.